The Red Center

15 juli 2009 - Alice Springs, Australië

Dag 35, zondag 12 juli 2009, Kata Tjuta

Met z’n achten in een kamer slapen is niet echt ideaal, dus ’s ochtends zit ik met kleine oogjes weer in de bus voor de rit van 450 kilometer naar het ‘vlakbij’ Alice Springs gelegen Kata Tjuta en Uluru. Gelukkig heb ik na 2 mindere groepen nu weer een leuke groep. Na enige uren zien we hoopvol een grote rode rots aan de horizon opdoemen, maar dat blijkt Mount Connor te zijn, die om de één of andere reden niet dezelfde belangstelling trekt als Uluru. Een uurtje later zien we dan eindelijk hét symbool van Australië (zie de foto die al weken bovenaan deze pagina staat) in het echt. Eerst gaan we echter naar Kata Tjuta, een verzameling honderden meters hoge ronde rotsen die in een verder verlaten landschap liggen. We maken een stevige wandeling tussen de rotsen door wat mooie plaatjes oplevert.
Tegen het einde van de middag gaan we terug naar Uluru (ook wel bekend onder de Westerse naam Ayers Rock) voor de zonsondergang, die mooie kleuren belooft op de rode rots. Helaas hebben we pech en begint het juist vandaag, in de woestijn, te regenen. De rots zien we nog wel, maar de zon is achter een dik pak wolken verscholen, dus de kleurveranderingen krijgen we niet te zien.
Het is voor het eerst in weken dat ik mijn vest nodig heb om warm te blijven. Met drie lagen kleding aan stap ik in mijn dunne zomerslaapzak in de hoop de koude nacht te doorstaan.

Dag 36, maandag 13 juli 2009, Uluru

Nog voor zonsopkomst staan we bij het uitzichtpunt om de 348 meter hoge rots beetje bij beetje verlicht te zien worden….samen met vele tientallen andere bussen, maar die zie je natuurlijk nooit op de foto’s in de brochures. Ik had geschreven dat jaarlijks zo’n 90.000 toeristen Uluru bezoeken, maar het zijn er 750.000, dus 2.000 per dag. Ondanks de drukte is het wel een mooi gezicht om de kleur van de rots steeds intenser te zien worden. Als de gehele rots door de zon verlicht is beginnen we aan de wandeling rondom de 1,8 kilometer lange rots. Het duurt zo’n 2 uur om de route van 9 kilometer te lopen. De wandeling is mooier dan ik had verwacht. Vanuit elke hoek heb je weer een ander zicht op de rots en ook het landschap er om heen biedt de nodige afwisseling.
Het is mogelijk om de rots te beklimmen, maar de Aboriginals willen dit eigenlijk niet, omdat het voor hen een heilige plek is. Vooraf had ik al besloten de rots om die reden niet te beklimmen, maar er om heen te wandelen, wat denk ik ook meer voldoening geeft omdat je veel meer ziet. En ik hoef niet aan mijzelf te bewijzen dat ik de top kan bereiken, want dat zal geen probleem zijn (ook al hebben in totaal 35 toeristen die hetzelfde dachten het leven gelaten bij het beklimmen/afdalen van de rots).
Weer terug in de bus begint de kou eindelijk uit mijn botten te verdwijnen. De rest van de middag hebben we nodig voor de rit van 5 uur naar de kampeerplaats nabij Kings Canyon, welke we morgen gaan bezichtigen.
Waarschijnlijk voor de laatste keer deze vakantie slaap ik buiten onder de sterrenhemel in een swag. Met 3 lagen bovenkleding, lange broek en sokken kruip ik in mijn slaapzak in de hoop de nacht comfortabel door te komen naast het smeulende kampvuur. Onder het geluid van de huilende dingo’s (wilde honden) val ik, zo diep mogelijk weggekropen in mijn swag, in slaap.

Dag 37, dinsdag 14 juli 200, Kings Canyon

Het is een koude nacht geweest. In mijn tenen zit niet veel gevoel meer en als ik mijn slaapzak en swag uit kruip blijken de condens van mijn adem en de dauw op de swag te zijn veranderd in een laag ijs. Het heeft gevroren! Gelukkig gaan we een flinke wandeling maken waardoor ik snel weer ben opgewarmd.
Kings Canyon is de Grand Canyon van Australië met een diepte van 270 meter. We lopen in 3 uur helemaal om de canyon heen wat prachtige uitzichten oplevert. Ook hier veranderen de kleuren van de rotsen met het opkomen van de zon. Ergens in een eucalyptusboom heeft één of andere grapjas een knuffelkoala opgehangen. Erg leuk bedacht, maar koala’s komen in dit gebied niet voor.
Na de lunch rijden we weer de 5 lange uren terug naar Alice Springs waar de warme douche lonkt na 3 dagen en 2 nachten in dezelfde kleren te hebben geleefd. Ook deze 3-daagse trip heeft weer 1.500 kilometers opgeleverd, waardoor de teller op een respectabele 11.000 kilometer rijden is aanbeland.
Je zou bijna vergeten dat het vandaag ook nog mijn verjaardag is, maar de sms-jes, e-mails en reacties van het thuisfront  (dank jullie wel!!!) die ik pas weer terug in Alice Springs kan ontvangen herinneren mij er genadeloos aan dat mijn eigen teller inmiddels op 36 respectabele jaren staat. Gelukkig word ik nog steeds zo rond de 30 geschat
J. Ik heb deze heugelijke gebeurtenis in eerste instantie niet aan de grote klok gehangen. ’s Avonds bij het afscheidsdiner met een select groepje maak ik pas de opmerking dat “ik gisteren 35 was en vandaag niet meer” en die wordt leuk opgepakt. De rest van de avond word ik aangesproken met Birthday Boy en er worden de nodige alcoholische versnaperingen aangerukt om er toch nog een klein feestje van te maken.

Dag 38, woensdag 15 juli 2009, Alice Springs

In Alice Springs wonen slechts 28,000 mensen en de eerstvolgende grotere plaatsen (Darwin en Adelaide) liggen op zo’n 1,500 kilometer afstand! Alhoewel dit slaperige plaatsje een baken van ‘beschaving’ in de grote leegte is, valt er weinig te beleven. Om de vrije uurtjes vandaag op te vullen bezoek ik het reptielencentrum om de slangen en hagedissen te zien die ik in de natuur in het geheel niet ben tegengekomen.
En dan is de tijd gekomen om mijn spullen te pakken voor de binnenlandse vlucht van 2 uur naar Cairns aan de oostkust. Door het vliegtuigraampje zie ik als afscheid aan de outback nog één keer de zon ondergaan aan een horizon die zo rood is dat die in brand lijkt te staan. De rode aarde wordt ingewisseld voor de azuurblauwe zee, witte stranden en wuivende palmbomen.

Foto’s